1. Wat is Stotteren?
^
2. Informatie voor leerkrachten
4. Onderzoek en behandeling
3. Informatie voor volwassenen die stotteren
5. Praktisch
Voor leerkrachten
Voor ouders
Self
Self - Isabelle Copejans
Anjelierenstraat 27
9120 Beveren-Waas
0474/67.04.14
03/755.51.72
2. Informatie voor leerkrachten en ouders
In de logopedische therapie zal voor elk kind bekeken worden wat het stotteren mogelijk veroorzaakt en in stand houdt.
De logopedische begeleiding heeft het meeste effect als het kind in alle situaties gestimuleerd wordt om het nieuwe spreekgedrag te oefenen en het zoveel mogelijk ontspannen spreeksituaties ervaart, zowel in de klas als thuis. Overleg tussen logopedist, ouders en leerkracht is daarom erg belangrijk.
Bij een jong kind dat nog niet zo ernstig stottert, kun je veel betekenen bij het verminderen van het stotteren. Je kunt bijv. door je manier van spreken aan te passen (zie verderop voor voorbeelden) zorgen voor een zo ontspannen mogelijke spreeksituatie voor het kind. Het stotterend spreken neemt dan vaak af.
Voor leerkrachten
Als je een kind in je klas hebt dat al langer stottert en logopedie krijgt, kun je met de logopedist overleggen hoe je het beste om kunt gaan met dit bepaalde kind (ieder kind is immers anders) en hoe je de logopedische therapie zo goed mogelijk kunt integreren in het lesprogramma. De logopedist heeft een beeld van welke spreeksituaties gemakkelijk en moeilijk zijn voor het kind en hoe je hier mee om kunt gaan (hoe laat je een kind bijv. een spreekbeurt houden als het daar heel bang voor is?). De logopedist kan advies geven hoe je bij situaties in de klas rekening kunt houden met het stotteren.
Een aantal dingen die kunnen bijdragen aan het voorkomen van stottermomenten:
‣ Spreek zelf op een rustige, ontspannen, gemakkelijke manier. Kinderen proberen vaak de manier van spreken van hun ouders/ leerkrachten over te nemen. Pas uw taalaanbod aan aan de mogelijkheden van het kind. Gebruik niet te moeilijke woorden en maak uw zinnen ongeveer even lang als die van het kind of één woord langer.
‣ Algemeen: probeer in de klas de VAT-methode (Volgen Aanpassen Toevoegen) toe te passen. Hiermee leg je een zo laag mogelijke druk op een kind en schep je mogelijkheden voor een prettig contact.
‣ Herhaal je uitleg vaker, of op een andere manier. Vat vaker samen wat het kind en wat je zelf zegt.
‣ Probeer zo min mogelijk directe vragen te stellen: op een vraag wordt altijd binnen een bepaalde tijd een antwoord verwacht. Dit kan de spanning bij een stotterend kind doen toenemen. Benoem zelf wat je het kind ziet denken, doen of voelen en wacht. Vaak zal het kind spontaan op je uiting reageren (bijv. bij jonge kinderen: ‘Wat ben je een mooi huis aan het bouwen!’ in plaats van: ‘Wat ben je aan het maken?’).
‣ Laat de stotterende leerling in de klas volledig meedoen. Het kind voelt zich daardoor volwaardig en krijgt geen uitzonderingspositie binnen de klas. Sla het kind niet over bij beurten, maar geef het de tijd. Geef bij voorkeur geen beurten als je merkt dat het kind opgewonden / geëmotioneerd is of als je zelf haast hebt of geïrriteerd bent. Houd rekening met het kind door het soort vragen aan te passen aan zijn spreekmogelijkheden. Deze zijn per kind verschillend. Met het kind zelf kun je vaak goed bespreken hoe je kunt helpen om echte spreekmislukkingen in de klas te voorkomen. Bijv. door het stellen van meer open vragen. ‘Vertel eens iets over vulkanen’ levert voor een stotterend kind vaak minder spanning op dan ‘Wat is een vulkaan?’
‣ Het hardop lezen kan makkelijker gaan als je de eerste zinnen met het kind meeleest, waarna je steeds zachter gaat meelezen en tenslotte het kind zelf verder laat gaan.
‣ Bij negen van de tien stotterende kinderen gaat het fluisteren van de één-minuuttest voor technisch lezen zonder haperen. Door deze kleine aanpassing kun je toch een indruk krijgen van de technische leesvaardigheid van een stotterende leerling. Beperk het fluisteradvies wel tot de één-minuuttest!
‣ In het uiterste geval kan het kind tijdelijk (op advies van de behandelend logopedist) worden vrijgesteld van bepaalde spreeksituaties die voor het kind te veel angst opleveren. Laat het kind dan op een andere manier aantonen dat het zijn lessen geleerd heeft (bijv. schriftelijk overhoren, of een spreekbeurt niet voor de klas houden, maar alleen met de leerkracht).
‣ Natuurlijk kun je niet alle stottermomenten voorkomen.
Als het kind toch vast komt te zitten in een stottermoment, zijn een aantal dingen belangrijk:
‣ Onderbreek het kind niet. Het kind kan een heel andere zin in gedachten hebben gehad en voelt zich er waarschijnlijk niet prettig bij als het niet de tijd krijgt. Wacht en neem de tijd. Als je geen tijd heb, dan kun je dit beter aangeven en een alternatief geven (‘Ik moet nu eerst even zorgen dat alle kinderen aan het werk kunnen. Daarna kom ik naar je toe en kunnen we even rustig praten. Goed?’)
‣ Blijf zelf ontspannen: blijf rustig, kijk het kind aan en adem rustig door. Laat merken dat je niet schrikt van het stotteren of het als vervelend ervaart.
‣ Zeg het kind niet hoe het beter kan spreken (‘Probeer eens rustiger/ langzamer te praten’, of: ‘Denk eerst eens na voor je iets zegt’). Vaak goedbedoeld, maar het kind kan dit opvatten als: ‘Praat nu eens zonder stotteren!’ Dit geldt ook voor het complimenteren met vloeiende spraak, of opmerkingen als ‘Ik wist wel dat je het kon!’ Laat het kind ook geen woorden/ zinnen opnieuw zeggen of nazeggen. Schep in plaats daarvan door je eigen spraak en reacties een situatie waarin het spreken voor het kind zo ontspannen mogelijk wordt.
‣ Help het kind zijn gedachten te structureren als je merkt dat het teveel ineens wil zeggen. Je kunt dan bijv. iets zeggen als: ‘Ik hoor dat je iets wilt vertellen over je hond, over een tekening en over papa. Waar wil je mee beginnen?’
‣ Probeer, als een kind gepest wordt om het stotteren, erachter te komen waarom het stotteren aanleiding is voor pesten. Je kunt dan gericht actie ondernemen.
Voor ouders
Ouders kunnen het algemeen spreekmodel toepassen:
Stellen van gesloten vragen: de ouders stellen ja/nee vragen, zodat de druk om te vertellen afneemt;
‣ Het is helpend om het spreektempo aan te passen: een kind is geneigd om de volwassene te imiteren. Als je traag praat, wordt het kind gestimuleerd om ook traag te praten, waardoor hij meer tijd krijgt om zijn ideeën te verwoorden;
‣ Pauzes inlassen tussen het stellen van een vraag en het antwoord, kan hulp bieden;
‣ Ouders leren normale onvloeiendheden toepassen in hun spreken. Het is goed dat het kind dit ook leert gebruiken, om tijd te winnen;
‣ Indien de ouders hun taalniveau vereenvoudingen, krijgt het kind meer ruimte voor zijn eigen taalgebruik.
‣ Ouders beschrijven wat ze zelf doen (self-talk), en verwoorden wat hun kind aan het doen is (parallel talk)
‣ Het is goed dat de ouders reflecteren, ze geven in hun eigen woorden terug wat het kind juist zei. Het kind voelt zich begrepen, en het biedt steun.
‣ Het oogcontact behouden en versterken kan ook helpend zijn.